Proefschrift Julia Chorus over houtbouwfasen Romeinse forten

In een nieuwe aflevering van De Limes leeft! (S3 afl. 8) vertelt archeoloog Julia Chorus over de opgravingen in Alphen aan den Rijn. Haar bijdrage aan deze opgraving vormt de start van een onderzoek naar Romeinse forten en aansluitend een onderwerp voor haar proefschrift. Julia onderzoekt de houtbouwfasen van de castella tussen Vechten en de Noordzee. In deze blog lees je alles over dit onderzoek en worden een aantal boeiende ontdekkingen uitgelicht.

Achtergrond
Ten tijde van de opgraving in Alphen aan den Rijn in 2001-2002 werd vanuit de Universiteit Nijmegen een projectplan ontwikkeld om in een groot interdisciplinair samenwerkingsverband onderzoek te doen naar de aanleg en ontwikkeling van het West-Nederlandse deel van de Romeinse limes tussen Vechten en de Noordzee. De aanvraag heette Een duurzame grens? De inrichting van de Romeinse grens in de Rijndelta en richtte zich niet alleen op de militaire resten, maar juist ook op de ecologische kant. Het idee was dat alle disciplines zouden samenwerken, want begin 2000 waren het echt nog aparte werelden. En juist in dit gebied waren de omstandigheden van conservering in de grond heel goed. Niet alleen aardewerk, bot en metaal zijn hier bewaard gebleven, maar ook hout en botanische resten. De universiteit was nog op zoek naar iemand die zich op het onderzoek van de forten wilde richten. Dankzij de opgraving in Alphen aan den Rijn had Julia de ervaring en motivatie om dit deelonderzoek op te pakken.

Julia en collega’s onderzoeken de fundering van barakken in Alphen aan den Rijn (foto: Radboud Universiteit Nijmegen)

Van onderzoek naar proefschrift
Naar aanleiding van dit onderzoeksproject is Julia begonnen met een proefschrift waarbij ze de houtbouwfasen van de forten tussen Vechten en de Noordzee met elkaar vergelijkt. Het gaat dan om de vroegste periode in de eerste eeuw en begin tweede eeuw n.Chr. en omvat tien locaties met allemaal meerdere bouwfasen. Julia is begonnen met een zogenaamde opgraving van oude opgravingen. Ze heeft eerdere opgravingsverslagen bekeken tot op veldtekening niveau en die met elkaar vergeleken. Er zaten hele oude onderzoeken bij zoals in Vechten en Valkenburg, maar ook recente opgravingen zoals in Alphen aan den Rijn en Woerden.

Noot: Julia heeft een aanstelling gehad in Nijmegen en is daarna voor zichzelf begonnen (Chorus Archeologie). Op dat moment was het proefschrift nog niet afgerond, dus de afgelopen jaren heeft ze tussendoor steeds aan het proefschrift gewerkt. Het is de bedoeling dat het eind 2023 echt wordt afgerond.

Nieuwe inzichten
Door het vergelijken van de forten op detailniveau blijkt al heel snel dat er veel meer verschillen tussen alle forten bestaan dan lange tijd werd gedacht. Men is uitgegaan van een soort blauwdruk die de Romeinen overal gebruikten om forten te bouwen. Door het vergelijkende onderzoek blijkt dit absoluut niet het geval. En ook elders langs de grens in bijvoorbeeld Engeland en Duitsland zijn opmerkelijke verschillen te zien.

Fundering zoden wal Alphen aan den Rijn (foto: Radboud Universiteit Nijmegen)

Verschillende soorten omwalling
Een interessante vergelijking was de verschillende omwallingen van de forten. In Alphen aan den Rijn werden parallel liggende stammen aangetroffen als de fundering van de omwalling. Op diezelfde locatie waren echter ook grote staanders aanwezig die ongeveer op 1 meter afstand van elkaar stonden. Tijdens de uitwerking van die opgraving is het als 1 soort omwalling beschouwd. Tijdens het vergelijkend onderzoek van de forten kwam Julia dezelfde soort liggers echter ook in Utrecht op het Domplein tegen en Woerden. In Valkenburg waren ze al bekend in verschillende bouwfasen, maar niet in alle fasen. Dat was ook opvallend. Julia kwam erachter dat de fundering met de liggers onderdeel was van een zoden wal, die werd opgebouwd met plaggen. In Valkenburg is door van Giffen vastgelegd hoe deze zoden bij elkaar werden gehouden door een raamwerk en dat deze verder horizontaal werd opgebouwd. Er werden geen verticale palen in de grond gezet.

De verticale palen als onderdeel van de omwalling waren wel aanwezig in bouwfase twee van Valkenburg, maar ook bij Vechten en Bodegraven. De bekisting werd hier gevormd door de palen aan voor- en achterzijde op elke meter met daartussen planken en volgestort met aarde.

Type 1 zoden wal, type 2 bekisting, type 3 zoden wal met voorwand (tekeningen Julia Chorus en René Reijnen)
Reconstructie van drie typen omwalling van de Romeinse forten in het onderzoeksgebied tussen Vechten (Bunnik) en de Noordzee. (De opbouw boven op het zoden wallichaam van het eerste type, reconstrueert Chorus inmiddels anders. Er zal een borstwering hebben gezeten aan de voorzijde van de wal, die lijkt op het bovenste gedeelte van waltypen 2 en 3)

Julia en collega’s bij de brandlaag van 69-70 (foto: Radboud Universiteit Nijmegen)

Toen Julia deze twee soorten omwalling had geïdentificeerd was het meteen duidelijk dat de verticale palen in Alphen aan den Rijn van een latere bouwfase waren. Bij het inzoomen op de veldtekeningen was ook duidelijk te zien dat de palen door de liggers van de zodenwal heen waren geslagen. De zoden wal van Alphen aan de Rijn is met behulp van jaarringen (dendrochronologie) heel nauwkeurig gedateerd op de winter van 40/41, met een bevestiging van het muntonderzoek. De tweede fase van de staanders is helaas niet gedateerd. Julia vermoedt dat deze omwalling van na de Bataafse opstand in 69/70 dateert, omdat ze de NAP hoogtes heeft onderzocht en daarmee het loopniveau in een bepaalde fase. Voor dit onderzoek naar loopniveaus gebruikt ze ook onderkanten van palen van bijvoorbeeld poortgebouwen en torens, maar ook funderingen van omwallingen als die er nog zijn.

De volgende vraag is waarom de omwallingen zo verschillend zijn in verschillende fasen op verschillende plekken. Zelfs als het gaat om eenzelfde omwalling, worden er toch verschillende bouwtechnieken gebruikt. Er is bijvoorbeeld nog een tussenvorm gevonden in Valkenburg van een zoden wal waarbij een voorwand aanwezig was. Er valt geen chronologie te ontdekken tussen de verschillende omwallingen, dus het is niet tijdgebonden. Landschappelijk zijn er in het gebied niet zulke grote verschillen dat je een andere bouwwijze zou verwachten, dus dat kan eveneens geen verklaring zijn.

Tijdens het vergelijkend onderzoek bleek dat de verschillen zich niet beperkten tot de omwalling. In Valkenburg zijn de verschillende poortgebouwen die elkaar opvolgden goed gedocumenteerd en deze verschillen allemaal van elkaar. En ook bij de binnenbebouwing kwam Julia verschillen tegen, bijvoorbeeld bij het vlechtwerk van de wanden of de fundering van de barakken. In elk fort en in verschillende fasen waren hier verschillen in bouwwijze te zien.

IJzertijdfortificaties
Als vervolgstap op de verschillen in omwallingen is Julia een onderzoek begonnen naar fortificaties in de IJzertijd, de zogenaamde oppida. Ze vergeleek België, Frankrijk en Duitsland en kwam zelfs bij Poolse opgravingen terecht. Wat daar uit blijkt en wat ook in overzichtspublicaties naar voren komt is dat daar ook duidelijke verschillen in bouwwijze en stijl bestaan van omwallingen en poortgebouwen. In Frankrijk heb je een heel gebied waar de zogenaamde murus gallicus werd gebouwd, een horizontale manier van bouwen zonder verticale staanders. Dat is een cultureel afgebakend gebied ten westen van de Rijn geweest. Een enkeling nog aan de andere kant van de Rijn, maar veel meer Duitsland in en meer naar het oosten werd gebruik gemaakt van de bekisting. Er zijn in de IJzertijd dus grofweg twee bouwtradities te onderscheiden.

Links: Vier waltypen van IJzertijdfortificaties (bewerking J. Chorus van fig 8.2 van J. Collis, 1984: Oppida. Earliest towns north of the Alps, Sheffield)
Rechts: Verspreiding (F. Audouze & O. Büchsenschütz, 1992: Towns, villages and countryside of Celtic Europe, London, fig. 50.)

Julia vroeg zich af of de verschillende bouwtradities van lokale bevolkingen de oorzaak konden zijn van de verschillende omwallingen in de forten. Dat de gerekruteerde soldaten uit een bepaald gebied kwamen en hun eigen bouwtradities meenamen. De enige eenheid die we in de vroegste fase kunnen plaatsen zijn de Galliërs in Valkenburg. Verder is er van de bezetting in de eerste eeuw bijna niets bekend. Dankzij houten schrijfplankjes in de context van de eerste bebouwing van het castellum is er een aanwijzing dat het 3e Cohors Gallorum daar gelegerd is geweest. Op basis van literatuur en vergelijkingen van opgravingen in andere gebieden gaat Julia er vanuit dat de eenheden zelf hun forten bouwden. Lang is er gedacht dat er een soort bouwploeg was aangesteld om op al die plekken langs de grens de forten te bouwen. Nu wordt steeds vaker gedacht dat de gelegerde eenheden hun eigen plek bouwden. Ze volgden de regels van het Romeinse leger voor het bouwen van forten: de rechthoekige vorm, in ons gebied met de lange zijde naar de Rijn, de wegen erdoorheen en de plek waar het hoofdkwartier (principia) werd gebouwd. Dat zijn dan ook tegelijkertijd de overeenkomsten van de forten, net als de breedte van de wallen overigens. Maar de bouwstijl, waar precies de barakken hebben gestaan of de woning van de commandant (praetorium) verschilt per fort. Er is geen enkel fort precies hetzelfde.

Omwalling in Archeon
In de Romeinse tijd van het archeologiepark Archeon is de reconstructie van de omwalling en het poortgebouw gebaseerd op het castellum uit Alphen aan den Rijn. Dit was echter in de tijd dat men er nog van uit ging dat de vroegste fase van de omwalling bestond uit een bekisting. Ondertussen is dankzij het onderzoek van Julia bekend dat de bekisting een tweede bouwfase was. Dus, hoewel het een mooie reconstructie is, klopt de combinatie van omwalling en poortgebouw niet. Wel kun je een goede indruk krijgen van de hoogte van het poortgebouw en de ommuring. Dit is indertijd uitgebreid onderzocht. Het lijkt Julia heel leuk om een keer door middel van experimentele archeologie te laten zien hoe de vroegste zoden wal er uit heeft gezien om de wallen goed te kunnen vergelijken.

Archeon reconstructie poort en wal met torens (foto: Julia Chorus)

De archeologie van fort Vechten

In de podcast vertelt Rien Polak hoe hij dankzij de colleges van Stuart in het Rijksmuseum van Oudheden(RMO) met Vechten in aanraking is gekomen. Het museum bezit een enorme collectie vondsten die tijdens de bouw van het waterliniefort in de 19e eeuw zijn gevonden. In deze blog lees je het verhaal achter deze collectie en hoe Rien uiteindelijk met de collectie aan de slag is gegaan.

De bouw van het waterliniefort (tussen 1867 en 1870) heeft zonder enig archeologisch toezicht plaatsgevonden. De bouw viel onder het Ministerie van Oorlog (nu Ministerie van Defensie) en het RMO viel onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Op een gegeven moment kreeg het museum er lucht van dat er een fort werd gebouwd en dat daar veel Romeinse vondsten werden gedaan. Ze mochten echter niet op de bouwplaats komen. Het enige dat ze tot stand hebben kunnen brengen is dat de commandant van de genie, die verantwoordelijk was voor de bouw van het fort, alle vondsten zou verzamelen en ze naar Leiden zou laten verschepen.  

Waterliniefort Vechten (foto Debora d’Hont 2016)

Waterliniefort Vechten (foto Debora d’Hont 2016)

Na verloop van tijd verschenen echter vondsten op de kunstmarkt, die duidelijk uit Vechten kwamen. Dat leverde nieuwe problemen op tussen de ministeries, want het was duidelijk dat er dingen verdwenen. Toen heeft de commandant van de genie voorgesteld om de arbeiders te betalen voor de dingen die ze zouden inleveren. Uiteindelijk is besloten om dat inderdaad te doen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken moest voor het geld zorgen. Men heeft een prijslijst gemaakt met een overzicht van de soort vondsten en hoeveel cent de arbeider daarvoor kreeg. Van de uitbetalingen werden lijsten bijgehouden die zich nog in de archieven van het RMO bevinden. De vondsten werden verzameld in houten kisten en die gingen per trekschuit naar Leiden. Daar werd alles uitgepakt. Het was op een gegeven moment echter zo veel, dat er een achterstand ontstond. Ze hebben er wel twintig jaar over gedaan om het te beschrijven. De beschrijvingen lopen door tot ongeveer 1890. En jaren later in 1909 duiken er nog kisten op in de kelder van het museum.  Die waren ze vergeten.

College over de archeologie van fort Vechten

Tijdens een college vertelt Stuart hoe verschillende medewerkers van het RMO een poging wilden ondernemen om de Terra Sigillata, het mooiste Romeinse aardewerk, te publiceren. De eerste was Remouchamps (1915-1927), maar die is al vroeg gestorven. Vervolgens Brunsting die direct na de Tweede Wereldoorlog conservator van het museum was, maar ook hij is er nooit aan toe gekomen. Stuart vertelde dat hij zelf wel eens met de gedachte had rondgelopen, maar ook hij kwam er niet aan toe. Als ijverige student dacht Rien toen bij zichzelf: "Dan ga ik het maar doen." En is het hem uiteindelijk wel gelukt? Hij geeft toe dat hij niet alle Terra Sigillata heeft kunnen onderzoeken, maar wel een deel. Eerst voor zijn doctoraal scriptie en vervolgens een veel groter deel voor zijn proefschrift.

Rien is gepromoveerd op Terra Sigillata uit Vechten. Hij heeft een selectie gemaakt van scherven waarop een pottenbakkersstempel bewaard is gebleven en die uit een productiecentrum uit Zuid-Frankrijk komen. De collectie Terra Sigillata uit Vechten is zo groot (na Londen de grootste collectie in Noordwest-Europa) dat Rien onderzoek kon doen naar de ontwikkeling van de vorm van het aardewerk door de tijd heen. Door heel nauwkeurig onderzoek naar de afmetingen van het aardewerk (de hoogte, de diameter, de hoogte en diameter van de standring), ontdekte hij dat er bepaalde tendensen te zien waren door de tijd heen. Archeologen die nu Terra Sigillata scherven vinden, kunnen zonder al te veel kennis van het aardewerk, vaststellen uit welke periode het komt (met een marge van ongeveer 50 jaar). Ze kunnen het aardewerk opmeten en vergelijken met de grafieken uit het proefschrift.  

6837: OF.AQVITANI (met ligatuur NA) = of(f)icina Aquitani = uit de werkplaats van Aquitanus (foto Rien Polak)

6837: OF.AQVITANI (met ligatuur NA) = of(f)icina Aquitani = uit de werkplaats van Aquitanus (foto Rien Polak)

6862: MARINVS.FE (met ligatuur MA) = Marinus fe(cit) = Marinus heeft dit gemaakt (foto Rien Polak)

6862: MARINVS.FE (met ligatuur MA) = Marinus fe(cit) = Marinus heeft dit gemaakt (foto Rien Polak)

De ontwikkeling van de vorm was één aspect van Riens onderzoek. Een ander aspect heeft te maken met de pottenbakkersstempels van het productiecentrum in Zuid-Frankrijk. Op de stempels komen verschillende formuleringen voor. Sommige stempels hebben alleen een naam, andere stempels hebben een naam vergezeld van een afkorting voor het woord fecit (heeft gemaakt), manus (van de hand van) of officina (werkplaats). Rien heeft onderzocht of er een relatie is tussen de formulering van de stempel en de omvang van de productie van een pottenbakker. En dat is inderdaad zo gebleken. Een pottenbakker met een stempel waar een werkplaats op genoemd wordt, heeft een veel grotere productie dan pottenbakkers met een stempel 'heeft gemaakt' of 'van de hand van'. In hedendaagse termen zou je kunnen zeggen dat de laatste groep de zzp'ers zijn en de werkplaatsstempels zijn de grote bedrijven.

De visualisatie van het Romeinse fort

Na tientallen jaren onderzoek naar fort Vechten kun je Rien zeker een expert noemen. De kunstenaars die verantwoordelijk zijn voor de visualisatie van het stenen fort hebben Rien dan ook uitgebreid uitgehoord. Ze hebben veel van zijn archeologische verhalen en kennis meegenomen in hun ontwerp. Rien deelt de leukste archeologische elementen die in de visualisatie zijn verwerkt.

De basis

Wat je ziet is een holle betonnen plint, in feite een soort bakken die met een deksel zijn afgesloten. Die bak volgt de contouren van de verdedigingsmuur van het stenen castellum. Op de plaats van de poorten is de bak onderbroken en zijn de torens weergegeven. De plaats van het hoofdkwartier en de hoeken van de veronderstelde barakken zijn aangegeven. De betonnen plint is vervolgens gebruikt als drager voor informatie en om vondsten te tonen. Op de deksels worden plattegronden weergegeven, teksten en herkenbare voorwerpen zoals gereedschappen en amforen.  

Visualisatie met replica’s (foto Romeinse Limes)

Visualisatie met replica’s (foto Romeinse Limes)

Archeologisch onderzoek verwerkt in het kunstwerk

Rond 2010 is er, voor de betonnen plint werd aangelegd, een veldkartering gedaan. Systematisch hebben studenten van Saxion Hogeschool het terrein afgelopen om vondsten te verzamelen. Dat hebben ze gedaan door het terrein in vakken van 10x10 meter te verdelen en per vak de vondsten te tellen en te verzamelen. Alle vondsten zijn gemerkt en genummerd. De Radboud Universiteit heeft ze vervolgens beschreven. Daar zijn verspreidingskaarten van gemaakt om te kijken hoe het Romeinse materiaal verdeeld was over het terrein. Dit onderzoek is gepubliceerd in de vorm van overzichtsplattegrondjes met kleine gekleurde vakjes. Vakjes met weinig vondsten zijn groen, vakjes met veel vondsten rood en alles daartussen. Deze plattegrondjes heeft Rien aan de kunstenaars laten zien en zij vonden dat een interessant beeld. Daar wilden ze wat mee doen. In een aantal van de deksels zie je de overzichtskaartjes met al die kleine vakjes en daar hebben ze met verschillende soorten arcering de vondstdichtheid weergegeven. Daarnaast zijn er deksels waarin vondsten zijn mee gegoten die door de studenten zijn verzameld. Het gaat om fragmentjes aardewerk, baksteen en natuursteen dat is mee gegoten met het beton. Het is in vierkante vlakken gegoten en net als bij de overzichtsplattegrondjes zijn er vlakken met weinig vondsten en vlakken met veel vondsten.

Overzichtskaartjes vondsten survey (foto Rien Polak)

Overzichtskaartjes vondsten survey (foto Rien Polak)

Vondsten in het beton gegoten met verschillende vondstdichtheid (foto Rien Polak)

Vondsten in het beton gegoten met verschillende vondstdichtheid (foto Rien Polak)

Het gaat overigens om vondsten die door herhaaldelijk ploegen of aan het oppervlak liggen flink beschadigd en gefragmenteerd zijn. Zo zaten er bijvoorbeeld zo'n 27.000 fragmenten aardewerk bij. Het zijn vondsten die na het onderzoek niet bewaard zouden worden. In het kunstwerk zijn ze nu toch bewaard gebleven. Niet alleen hebben de kunstenaars ze in het beton laten gieten, ze hebben de overige kratten met vondsten in de plint gezet. Dus als men in de toekomst de deksels eraf haalt, dan vinden ze weer tientallen kratten met vondsten.

Zelfs over het beton is nagedacht!

Een laatste leuk weetje gaat over het beton. De kunstenaars hebben namelijk beton gebruikt dat afkomstig is uit de Duitse Eifel. Rien vertelde hen hoe de stenen muren van het Romeinse castellum bekleed waren met tufsteen uit de Eifel. En op de plaats waar de Romeinen tufsteen hebben gedolven, staan nog steeds fabrieken die gebruik maken van het gesteente dat Romeinen daar gedolven hebben. Dat vonden de kunstenaars een fantastisch verhaal. Dus zoals de Romeinen hun steen uit de Eifel haalden, hebben de kunstenaars hun beton uit de Eifel gehaald.

Aan de noordkant van het fort wordt de betonnen plaat op enkele plaatsen onderbroken door echte stukken Romeinse tufsteen. Dat is de plaats waarop de noordelijke muur van het castellum in de jaren 20 van de vorige eeuw is vastgesteld in proefsleuven. Op de plek waar de proefsleuven de noordelijke muur doorsneden, hebben ze de plint onderbroken en hebben ze van Romeinse tufsteen die in Vechten is gevonden, het ontbrekende stukje laten metselen.

Met deze leuke weetjes is het zeker de moeite waard om het Waterliniemuseum te bezoeken en fort Vechten met andere ogen te bekijken!

  • https://waterliniemuseum.nl/

5 jaar DOMunder

Net als Woerden is Utrecht begonnen als Romeins fort: castellum Traiectum. Bijzonder aan Utrecht is de attractie DOMunder. De tour brengt je 5 meter onder het Domplein, waar je oog in oog staat met 2000 jaar geschiedenis. DOMunder bestaat alweer 5 jaar en afgelopen zaterdag werd dat gevierd met allerlei activiteiten.

Rob van Rijnshoeven bij de kruiwagen

Rob van Rijnshoeven bij de kruiwagen

Ik heb me goed voorbereid op het programma. Om elf uur sta ik op het Domplein om mee te gaan met mijn eerste onderdeel: de kruiwagentour. Rob van Rijnsoever is onze enthousiaste gids. We worden meteen aan het werk gezet. We staan rond een kruiwagen met daarop een plattegrond en Rob vraagt waar we zijn. De Dom en de toren zijn een handig herkenningspunt. Rob wijst op de kaart naar de zuidpoort van het Romeinse fort. Aan ons de taak om deze plek op het huidige plein te vinden. Met de kruiwagen en een schop in de hand gaan we op weg.

De geschiedenis ligt op straat

De tour is ontzettend leuk. Rob is een echte grappenmaker wat voor een goede sfeer in de groep zorgt. We krijgen verschillende kaarten te zien van het plein door de geschiedenis heen. Voor onze ogen verandert het Romeinse fort in een ruïne, waarna er verschillende kerken worden gebouwd. Daar is op het huidige plein niets meer van te zien. Of toch wel? Als we goed kijken zien we dat het fort, maar ook de verschillende kerken in het plaveisel zijn weergegeven. Een leuk idee, maar niemand die het doorheeft volgens Rob. Hij maakt zijn punt door ons te wijzen op een groepje mensen dat op het plein loopt. Ineens roept hij: ‘BAM, nu lopen ze de kerk uit… BAM, nu lopen ze het fort uit.’ Zijn stem galmt over het plein en wij liggen dubbel van het lachen. Eerlijk is eerlijk, het plaveisel was ons absoluut niet opgevallen.

Van plattegronden naar het echte werk

Dankzij Rob weten we nu precies hoe het plein door de tijd heen is veranderd. Met deze nieuw verworven kennis kunnen we het echte werk gaan bekijken. We mogen met een sneakpreview van DOMunder II mee. We krijgen de introductiefilm te zien en krijgen uitleg over de verschillende lagen die we zien. We staan op de Romeinse bodem, 5 meter onder het huidige straatniveau en zien de verschillende bouwlagen. Heel slim worden we na deze introductie naar buiten geleid en krijgen we een kortingsbon mee voor een volledige tour.

Dompleinspel met Wout de Boer

dompleinspel.jpg

Terug op het plein word ik uitgenodigd om het Dompleinspel te spelen, een ganzenbord over 2000 jaar geschiedenis van het plein. En zo sta ik ineens met twee tieners en Wout de Boer (de nieuw zakelijk leider van DOMunder) te dobbelen op het plein. Het zit me helaas niet mee. Ik kom een paar keer op achterstand, al weet ik vervolgens toch terug te komen. Wout gaat er uiteindelijk met de winst vandoor. Ik maak van de gelegenheid gebruik om hem te vragen naar de toekomstplannen. Hij vertelt me dat ze een groter deel willen opgraven. In de twintigste eeuw zijn er verschillende opgravingen geweest op het plein en het huidige DOMunder heeft daar slechts een klein gedeelte van blootgelegd. Het plan is om in 2020 opgravingen te organiseren van steeds zes weken, waarbij het publiek wordt uitgenodigd om mee te helpen. Het lijkt me een mooie manier om ervoor te zorgen dat mensen zich meer betrokken voelen bij hun hun stad en de geschiedenis. Ik ben benieuwd of dat inderdaad zo uitpakt.

Een bijzondere muntschat

Bij de entree van DOMunder I bevindt zich het introductiegedeelte met een kleine tentoonstelling. Speciaal voor deze gelegenheid is daar nu een vroegmiddeleeuwse muntschat te zien. Tijdens de bouw van DOMunder is er opnieuw archeologisch onderzoek uitgevoerd en is er gebruik gemaakt van een metaaldetector. In de tijd van de oorspronkelijke opgravingen hadden ze die nog niet. In totaal zijn er zo’n 15.000 metaalvondsten gedaan, waaronder tientallen gouden en zilveren munten. De schat die vandaag te zien is, wordt streng bewaakt. Toevallig komt burgemeester Jan van Zanen net even een kijkje nemen. Ik luister naar de uitleg die hij krijgt over het verschil in goudgehalte. Dat is inderdaad goed te zien aan het verschil in kleur.

De vroegmiddeleeuwse muntschat

De vroegmiddeleeuwse muntschat

DOMunder in 1936?

Ik sluit af met een lezing van Joost Boomsma. We zitten in een kleine bouwkeet. Hij vertelt over de historie van het plein en besteedt met name aandacht aan de archeologische opgravingen in de twintigste eeuw. Tijdens een opgraving in 1936 ontstaat namelijk voor het eerst het idee voor een keldermuseum waar bezoekers de archeologische resten kunnen bewonderen. Albert van Giffen leidt deze opgraving en krijgt in mei bezoek van het Utrechts college van B&W. Burgemester Ter Pelkwijk is zo enthousiast dat hij het idee van een keldermuseum oppert. Het plan wordt in eerste instantie aangenomen door de gemeenteraad. Maanden later blijkt het plan echter onuitvoerbaar. Door de crisis is het budget veel te laag om de grote problemen rondom de bouw, ontwatering, ventilatie en conservering van de resten op te lossen. De opgravingsput wordt uiteindelijk dichtgegooid.

de kleder van Van Giffen.JPG

Toch een keldermuseum?

In 1949 krijgt Van Giffen de kans om op het binnenplein te graven van wat nu het UCK is. In de oorlog heeft de Duitse Wehrmacht daar een bunker gebouwd. Van Giffen denkt de ommuring van het Romeinse fort te vinden. Hij krijgt toestemming om zes weken op te graven tijdens de zomervakantie. En dan vindt hij inderdaad het fort. Van Giffen bouwt een gewelf om de muur heen en heeft zo alsnog zijn keldermuseum. Het wordt echter geen publieksplek. Alleen wat notabelen en archeologiestudenten bezoeken de plek door de jaren heen.

Dan is het natuurlijk extra bijzonder dat wij vandaag door het luik mogen afdalen. Het luik vormt een kleine uitdaging, maar dan sta ik oog in oog met de Romeinse muur, net als Van Giffen 70 jaar geleden. Natuurlijk heb ik al vaker Romeinse muurtjes gezien. En ze zien er allemaal hetzelfde uit. Maar de combinatie van het verhaal, een luik dat met drie man moet worden geopend en een steile afdaling, maakt het toch wel tot een belevenis.

Dromen over DOMunder

Joost Boomsma met de beruchte sleutel van het luik.

Joost Boomsma met de beruchte sleutel van het luik.

Theo van Wijk, de initiatiefnemer van DOMunder, hoort in 1985 voor het eerst over de kelder. Het verhaal van het luikje fascineert hem. Het valt echter niet mee om de sleutel te achterhalen. Uiteindelijk staat hij net als wij vandaag voor de Romeinse muur in het keldertje. Hij gaat zich verdiepen in het Domplein en ziet ook een bezoekerscentrum voor zich. Theo is van huis uit architect en hij maakt een plan voor het keldertje. Hij plaatst een glazen plaat in het plafond waardoor bezoekers de Romeinse muur onder hun voeten kunnen zien. Binnen twee weken gaat het echter mis. Door het licht groeien er varens en mos op de muren. Opnieuw eindigt de droom van een keldermuseum.

Maar van fouten kun je leren. Over het huidige DOMunder is 20 jaar nagedacht. Alle problemen van 1936 kunnen met de huidige technieken worden aangepakt. En om de archeologische resten optimaal te beschermen is het altijd donker in DOMunder. De bezoekers krijgen een lamp mee. En dat maakt deze attractie eigenlijk alleen maar spannender. Na wat ik vandaag allemaal heb gehoord, ga ik zeker nog een keer terug voor een archeologische tour. Ik weet zeker dat ik nu met hele andere ogen kijk naar dit bijzondere project.

Blog: NIGRVM PVLLVM en de Zwammerdamschepen

Slechts 20 minuten rijden vanaf Woerden ligt Zwammerdam. Dit kleine plaatsje vlak bij Bodegraven is in de archeologische wereld alom bekend dankzij de Romeinse schepen die begin jaren zeventig van de vorige eeuw zijn opgegraven. Op dinsdag zijn er tussen 14u en 16u gidsen aanwezig in het Limesbezoekerscentrum dat hier is gevestigd. Tijd voor een bezoek.

Mijn navigatiesysteem brengt me naar een huizenblok. Gelukkig zie ik net daarvoor een groot bord van Zorglocatie Hooge Burch, waar het Limesbezoekerscentrum is gevestigd. Ik sla rechtsaf en kom op een groot terrein uit. De parkeerplaats Nigrum Pullum, waar een groot bord met een Romeins schip staat, lijkt me een toepasselijke plek om te parkeren. Te voet volg ik de bordjes naar Café De Haven, waar het Limesbezoekerscentrum NIGRVM PVLLVM is gevestigd. De route is duidelijk aangegeven.

Limesbezoekerscentrum Nigrum Pullum in Grandcafé De Haven

Limesbezoekerscentrum Nigrum Pullum in Grandcafé De Haven

Al bij binnenkomst word ik meegenomen naar het verleden. Links op de wand zie ik zwart-wit foto's van de opgravingen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Rechts is een sfeerimpressie van de haven die langs het Romeinse fort lag. De vloer is extra bijzonder. Hier is het Romeinse vrachtschip de Zwammerdam 6 op ware grootte nagemaakt. Het schip nodigt me uit naar binnen en begeleidt me langs de tentoonstelling. Links is een winkeltje met Limes producten en daarachter het café. Rechts is volledig gewijd aan de Zwammerdamschepen, het fort en de Romeinse vondsten. De schaalmodellen van Mart Scheer (aflevering 2) hebben een mooie plek gekregen in een grote vitrine met andere schaalmodellen die ook vanaf buiten is te bezichtigen.

Schaalmodellen van de Zwammerdamschepen

Schaalmodellen van de Zwammerdamschepen

Mijn gids John de Vries (Het Genootschap NIGRVM PVLLVM)

Mijn gids John de Vries (Het Genootschap NIGRVM PVLLVM)

Ik word verwelkomd door een gids van Het Genootschap NIGRVM PVLLVM. Zijn naam is John de Vries en met veel enthousiasme vertelt hij me alles wat ik wil weten en meer. Zijn interesse gaat uit naar de militaire geschiedenis en de veroveringstochten van Julius Caesar, Drusus en Germanicus. John woont zelf in Bodegraven waar hij actief is op het gebied van de Romeinen. Hij begeleidt Limeswandelingen en schrijft af en toe een artikel voor de Stichting Historische Kring Bodegraven. Ook heeft hij een informatiebord over de Romeinen gemaakt, dat in het centrum van Bodegraven staat. Daarnaast is hij vrijwilliger in het museum bij Archeon en start hij binnenkort als gids voor de Zwammerdamschepen die daar live worden gerestaureerd. John heeft duidelijk een groot hart voor de Romeinen.

Samen met twee andere bezoekers gaan we vervolgens naar buiten en laat John ons de locatie van het fort zien. Dankzij de Peutingerkaart en de bekende plaatsen van forten in bijvoorbeeld Woerden en Alphen aan de Rijn, denkt men te weten dat dit fort Nigrum Pullum (zwarte aarde) is. Het is het kleinste fort langs de Limes in Nederland. Door middel van gekleurde vlaggen is de omvang van het fort weergegeven. Witte vlaggen laten zien waar de poorten lagen. Eén van de opgegraven gebouwen binnen het fort, de principia (het hoofdgebouw), is duidelijk te zien. De contouren zijn door middel van houten bankjes zichtbaar gemaakt.

John neemt ons mee naar Castellum Nigrum Pullum

John neemt ons mee naar Castellum Nigrum Pullum

Schildknop met inscirptie

Schildknop met inscirptie

Na de rondleiding bekijk ik de vitrines met Romeinse vondsten. Er liggen bijzondere objecten tussen, zoals een schildknop met inscriptie. Soldaten zetten hun naam op hun eigendommen. Deze schildknop is van eigenaar gewisseld. Hij was eerst van de ruiter Pupus en later van de ruiter Hahucus. Deze laatste naam is Germaans. Zulke inscripties vind ik altijd bijzonder, omdat er op dat moment een persoon aan is gekoppeld die zo’n 2000 jaar geleden echt heeft geleefd.

Dankzij mijn bevlogen gids John was dit een geslaagd bezoek. Het is bovendien een mooie tentoonstelling met duidelijke informatie. Zeker een bezoek waard. Mocht je tijd hebben om op dinsdagmiddag tussen 14u en 16u een bezoek te brengen aan Nigrum Pullum, dan zou ik dat zeker doen. De gidsen zijn aanwezig vanaf april t/m september.